De Eindhovense gemeenteraad buigt zich nog maar weer een keer over de ‘verkooplijst vastgoed’. De gemeente wil af van nogal wat vastgoed. Valt vast wel iets voor te zeggen: beheer onroerend goed is geen kerntaak van de lokale overheid. Marktwerking hoort aan de markt.

Met uitzondering van gebouwen en objecten die van ons allemaal zijn. Functioneel in de dienstverlening aan de samenleving. Aan het nut van vastgoedbeheer van de gemeentelijke brandweerkazerne of een werf ten dienste van gemeentewerken, zal dan ook niemand twijfelen.

Zodra de culturele sector in het vizier komt, wordt het al ingewikkeld. Aan het publieke nut wordt al rap getwijfeld. De openbare bibliotheek aan de Emmasingel diende verkocht en meer marktconform geëxploiteerd te worden. De bieb is nu nog slechts te gast in het eigen gebouw. Pand P aan de Leenderweg is een blok aan het gemeentelijk been: er moet alleen maar geld bij. De Eindhovense gemeentelijke overheid houdt niet van cultureel gelabeld onroerend goed. En daar wringt hem nu ook de schoen als het over het statige Albert van Abbehuis gaat aan de Bilderdijklaan.

Bijna 65 jaar geleden geschonken aan de gemeente door de familie Van Abbe. Onder de conditie dat dit prachtige pand voor altijd ten goede komt aan cultureel gebruik ten behoeve van alle Eindhovenaren. Jarenlang is dat ook gebeurd. Kunstenaars en designers exposeerden er. Lezingen, workshops en expo’s waren er aan de orde van de dag.

Het is een volslagen raadsel waarom het gemeentebestuur deze kunstvilla op de verkooplijst wenst te plaatsen. Een affront jegens de erflaters van Van Abbe. Een staaltje van minachting voor groei en bloei van het culturele klimaat in de stad. Niet in de laatste plaats jegens gebruikers en bezoekers. En jazeker, het kan best te duur of te ingewikkeld worden voor de gemeente om exploitatie van het gebouw nog weer eens 65 jaar voor haar rekening te nemen. Kennelijk een oneigenlijke publieke taak. Waarom trouwens?

Het maakt duidelijk dat de cultuurparagraaf in de fysieke betekenis weinig voorstelt. Met de mond het belang van een rijk gevarieerd cultureel aanbod belijden, maar als het om kwetsbare gebouwelijke voorzieningen gaat, dan liever afstand nemen. Aan de ‘markt’ overlaten. Daarvan kan in dit geval geen sprake zijn.

Indien het Van Abbehuis om ‘kennelijk moverende redenen’ uit het gemeentelijk eigendomsarsenaal gekieperd dient te worden, dan uitsluitend onder de conditie dat beperkende voorwaarden in de toekomstige bestemming spijkerhard worden vastgelegd. Alleen dan mag ‘de markt’ partij worden in één van de weinige representatieve en gebruiksvriendelijke culturele vrijplaatsen die de stad rijk is.