Hallo Frits! (XL-versie)

0
892

Tekst: Marie-José Dekkers
Foto’s: Gerard van Hal
Na meneer Frits eindelijk weer een Frits op en in de FRITS. Waar wij dit jaar de tien jaar en vijftig nummers aantikken, viert hij zijn vijftigste verjaardag (en du moment dat we daarnaar vragen trekt hij een gezicht). FRITS presenteert: Frits (van Eerd) van Hallo Jumbo!
De bekendste Frits van Meijerijstad presideert als derde generatie het familiebedrijf Jumbo met bijna 70.000 medewerkers door het land, van wie tweeduizend medewerkers op het hoofdkantoor in Veghel. Je zou denken dat hij daaraan, in combinatie met zijn gezin, zijn handen wel vol heeft. Nope. Hij besteedt ook veel tijd aan zijn andere grote passies: muziek maken en autosport.
Frits-Starter
En alsof dát nog niet genoeg is, startte hij dit jaar ook nog een eigen project, ter gelegenheid van zijn kroonjaar en zijn 25-jarig jubileum bij Jumbo Supermarkten waar hij in 1992 op de broodafdeling begon. Met Frits-Starter – zie ook frits-starter.nl – gunt hij jonge ondernemers en talenten hetzelfde plezier in het najagen van dromen en waarmaken van ambities als hijzelf altijd had en heeft. Zij mogen dan ook hun plan bij hem indienen – aanmelden kan tot 1 oktober. Uitgekozen projecten mogen meedoen aan de pitch voor Frits. Hij bepaalt vervolgens hoe hij welke ingediende plannen steunt.
Maar terug naar de overstromende agenda. Hoe houdt hij alle ballen in de lucht? ,,In alles wat je doet, kom je tijd te kort. Alles, hé. Er zitten maar 24 uur in een dag. Die vul ik naar eer en geweten.” Desondanks maakt hij tijd voor het blad waar hij fan van is en dat in ‘zijn’ supermarkten in de regio in de magazineschappen ligt: ,,Zo’n zelfde naam, dat trekt altijd.”
Dat muziek maken, doet hij dat op z’n Brabants bij de harmonie? ,,Daar heb ik niet zo veel mee. Ik ondersteun er wel veel, want ik vind het geweldig dat ze bestaan. Ze zijn een vorm van cultuur die we moeten beschermen. Nee, ik speel in een big band en in een feestorkest. We zijn al jaren het huisorkest bij de Toppers, spelen in de Arena op het podium.”
Naast trompetteren mag hij ook graag vliegen. ,,En bezig zijn met auto’s in de ruimste zins des woords. Ik restaureer ook auto’s. Ik heb ook een specifieke reden om dat allemaal te doen. Niet omdat ik tijd overheb, want dat heb ik niet. Ik heb eigenlijk tijd te kort maar volgens mij leven we allemaal wel zo een beetje. Ik heb als mens altijd zo in elkaar gezeten, altijd veel dingen gedaan. Toen ik jong was, handelde ik in van alles en nog wat, ben jaren discjockey geweest, naast mijn studie en mijn sporten. Ik ben liever druk bezig dan dat ik het gevoel heb dat ik een dag niks gedaan heb. Dan voel ik me heel unheimisch. Mijn vrouw kent me niet anders, ze weet: ‘die gaat niet stilzitten’. Ik kijk ook nooit televisie, zonde van mijn tijd. Er is wel wat leukers te doen. Ik ben gek op goeie films maar nooit tussen die reclames door.”
Brabants
We beginnen bij zijn Brabantse roots, waar Frits trots op is: ,,Ik doe er alles aan om Brabant te promoten, ook onbewust. Ik zal er nooit mijn best voor doen om mijn Brabantse accent weg te werken. Ik ben zo geboren, hier ben ik opgegroeid, dit ben ik en ik weiger om er ook maar een millimeter van af te wijken omdat ik zo ongelooflijk trots ben dat ik hier kan wonen. Ik heb veel familie in Zeeland, ben daar veel geweest in mijn jeugd. Je hebt er veel vrijheid en ruimte maar ik vind de Zeeuwen niet zo gezellig als Brabanders, dus ik kwam als ventje al graag terug naar huis. Hier zit mijn ziel.”
Toch ging hij op z’n zeventiende in Engeland naar school, en na college een paar jaar naar Orlando in Amerika: ,,Om bedrijfskunde te studeren. ‘Misschien kom ik wel nooit meer terug’, dacht ik, want ik ben wel een avonturier in hart en ziel. Ik wil altijd dingen doen die uitdagend zijn voor mezelf, en totaal niet voor een ander. Dingen die me aanstaan, uitdagen; Amerika is wel het land dat daar een beetje bij hoort, de onbegrensde mogelijkheden. Maar ik kwam er snel achter dat ik het nergens zo goed had als bij ons thuis in Brabant. Daar was veel meer te beleven en daar kon ik álles doen waar ik zin in had. Je ziet gewoon in je jeugd teveel Amerikaanse films.”
Wat is dat Brabantse dat hem zo trekt? ,,Echte Brabantse dingen zoals carnaval. Superleuk. Vier ik al mijn hele leven, kom ook uit zo’n nest. Draait het Brabantse nou om carnaval? Nee, maar het schetst wel hoe verbonden we kunnen zijn als Brabanders. Hoe we allemaal als community zo’n gekkigheid kunnen veroorzaken. Heel uniek, daar staan we niet zo bij stil. Vertel je dat aan de andere kant van de wereld, dan komt dat heel raar over. Sterker nog, honderd kilometer naar boven rijden en ze kijken je al vreemd aan. Nog zoiets is de manier waarop we hier met elkaar omgaan. De zoete inval, altijd achterom binnenkomen, net zoals vroeger thuis in het centrum van Veghel. Dat miste ik toch wel een beetje. Ben wel blij dat ik daaruit een paar jaar ben ontsnapt, want het zette me alleen maar aan om er juist erg zuinig op te zijn. Ik heb het Brabantse veel meer leren waarderen dan ooit ervoor. Hier op het hoofdkantoor werken bijna duizend mensen, van wie de helft van boven de rivieren komt. Die rijden ’s avonds massaal over de A2 terug. Ik kan niet begrijpen dat je drie uur van je privétijd in je auto gaat zitten, deed ik nooit. Kom in Brabant wonen, dan heb je veel tijd over waarin je leuke dingen kunt doen. En je kunt nergens beter wonen dan hier.”
Zit er daarom ook zo’n Brabantse look & feel in de Jumbo-commercials? ,,Ik zit zelf over die reclames te hangen. Ik ben eindverantwoordelijk voor dit bedrijf, stuur de hele voorkant aan, alles wat met de klant te maken heeft. Daar zijn wij goed in en daar zijn we dit bedrijf om begonnen. Van de achterkant – logistiek, IT, finance – gaat mijn hart niet heel veel sneller kloppen ook al is het belangrijk. Mijn passie zit aan de voorkant; hoe bouwen we een winkel waar we geen klanten krijgen maar fans maken. Ik moet iemand hebben die die boodschap héél goed kan begrijpen. Zit ik met Frank Lammers aan tafel, dan levellen we heel snel, en niet eens omdat hij uit Brabant komt. Ik weet dan gewoon dat hij professioneel en op de Jumbo-DNA-achtige wijze ons merk kan vertalen, met de knipoog, met hoe hij eruit ziet en zich gedraagt. We kozen voor mensen met wie mensen makkelijk kunnen spiegelen. Op tv kijk je 99,9 procent naar iets waarvan je denkt: ‘Da’s niet voor mij’. Die wereld is totaal niet de werkelijkheid. Wij moeten dingen doen die dichtbij mensen liggen, die vertrouwd voelen.”
Oei, ik groei
,,Zeker. We zitten in een achtbaan. Het lijkt aan de buitenkant of het bedrijf lekker doorgroeit en we dat gewoon doen. Wie zijn wij dat het ons wel lukt? De meeste bedrijven die hard groeien, zijn er niet meer, worden overgenomen of fuseren. Wij niet. Wij zijn niet te koop. We gaan niet fuseren. Ik bouw dit bedrijf niet om het te verkopen. Ik moet er niet aan denken; dan stopte ik er vandaag mee.”
Niet dat hij de kar alleen trekt: ,,Ik moet goeie mensen om me heen hebben om het hier allemaal voor mekaar te krijgen. We verdubbelen zo’n beetje elke vijf jaar onze omzet. Dan heb je mensen nodig die de complexiteit kunnen overzien. Ik denk dat ik persoonlijk harder groei dan ons bedrijf, als mens. De dynamiek waar je in terechtkomt is bij zeshonderd winkels zo extreem veel groter.”
En Frits kan het weten, want hij begon 21 jaar geleden zelf in de winkel: ,,We openden onze eerste winkel in 1996. Dan heb je ’t hartstikke druk, zeven dagen per week; dan kom je echt tijd te kort. Het móest lukken. We waren namelijk helemaal geen retailbedrijf. Mijn opa is hier begonnen als leverancier aan supermarkten, groothandelaar in levensmiddelen. In de beginjaren waren dat slagertjes en bakkertjes die er producten bij verkochten; die beleverden we vanuit hier. Mijn vader heeft dat doorgezet en is uiteindelijk groothandelaar geworden die vanuit Veghel leverde aan onder meer Centerparcs en Coop supermarkten. Ik ben opgegroeid in het bedrijf Van Eerd Foodgroep, was er altijd beretrots op. Maar ik zei tegen mijn vader: ‘Ik ga dit niet doen, dit is niet mijn leven. Ik wil geen kanaal zijn tussen een fabrikant en een winkelier, want dat is geen beste positie’. Alleen door efficiënt, kostenbewust en inkoopgedreven te zijn, kun je daarin overleven. Dat wil ik helemaal niet. Ik hoorde natuurlijk de verhalen, zag dat het hard werken was. Er zijn moeilijke fases geweest. We waren wel een groot bedrijf voor de plaats, en voor de regio misschien ook nog wel, maar daarbuiten hadden ze nog nooit van ons gehoord omdat de uniciteit eigenlijk ver te zoeken was. Mijn vader wilde altijd heel graag eigen supermarkten hebben, heeft het een paar keer geprobeerd maar dat werd geen succes. Het geld dat ze verdienden in de groothandel ging verloren in de experimentele supermarkten. Nu kan ik het makkelijk zeggen, maar één klein bedrijf aansturen, of tien, of twintig, of een veelvoud daarvan heeft niet veel meer te maken met waar je oorspronkelijk goed in was. Ik ben erin geslaagd met al mijn collega’s en familie om de supermarkten goed te laten draaien. Met goede schappenplannen maar ook mensen motiveren. En vooral met die klant bezig zijn. Dat is best een moeilijk spel, al lijkt het simpel. We kwamen uit een productgeoriënteerd bedrijf. Het interesseert klanten de rozen welke argumenten jij hebt waarom iets er niet is. We kwamen al snel tot de ontdekking dat, om het verschil te maken in de supermarkt, we vooral niet moesten denken dat de familie Van Eerd een heel uniek concept kon bedenken zodat het allemaal wel goed kwam. Toevallig had ik – zoals alles in het leven toeval is –een paar jaar in Amerika gezeten. Daar ging je voor de lol naar de supermarkt en er kwamen altijd mensen naar je toe; ‘Hoe is het, kan ik iets voor je doen?’ Je raakt gewend aan dat mechanisme. Tot je weer thuiskomt en ervan schrikt hoe lomp en ongeïnteresseerd mensen hier door een winkel lopen. Dát konden wij veranderen; een bedrijf bouwen om een klant.”
Dit verhaal vertelt hij vaak: ,,Kijk naar andere supermarkten. Die hebben op het hoofdkantoor mensen zitten die een concept bedenken. Ze gaan er net zo lang over praten en reclame voor maken, tot er klanten komen, desnoods voor de twee kratten bier voor een tientje. Zijn ze in de winkel, dan nemen ze de rest van de boodschapjes ook mee. Is dat nou de kracht van de formule? Heel de retail zit op dat product en die prijs. Nou, zei ik, als wij dat eens niet doen? Wij zetten de klant in het midden en vragen wat ie wil. Het commentaar: ‘Kan toch niet. Als het zo simpel was, hadden anderen dat allang gedaan.’ Mijn leercurve is altijd steil geweest. Ik studeerde tot mijn vijfentwintigste, deed Bedrijfskunde, was al ondernemer tijdens mijn studie. Daarom hebben wij de formule bedacht van de zeven zekerheden. Het verschil is dat veel bedrijven ook van die zekerheden hebben, maar nergens een garantie aan koppelen. Wij wel. Toen zagen mensen ineens het licht. Maar toen dachten ze weer dat we marketingtechnisch zouden vastlopen, werd er getwijfeld aan de haalbaarheid van ons concept. Je kunt niet een Aldi zijn met AH-uitstraling of andersom. En dat waren wij toch van plan, door de klant centraal te durven stellen. Zo zijn we begonnen in de retail. En mijn vader vond het prachtig, heeft nooit tegengas gegeven ondanks weerstand in het bedrijf. We hadden volledige vrijheid.”
De formule sloeg aan: ,,En dat zorgde ervoor dat we operationeel niet wisten hoe we dat moesten aansturen. Ieder dag was de winkel leeg. Ik schaamde me dood, met onze belofte, tegenover de klant: ‘Als we het niet hebben, kom ik het thuis brengen’. Dat was in Den Bosch, in een volkswijk: ‘Jungske, la maar zitten, ik kom merrege wel terug’. We hebben heel veel moeten leren. Dat is binnen het aansturen van bedrijven: hoe kwetsbaar durf je je als mens op te stellen? Als ik dingen niet weet, dan praat ik er niet over maar vraag ik dat aan een ander.”
Tegengas
Die wijze les leerde hij als fanatiek autosporter: ,,In mijn vorige leven reed ik begin jaren negentig allerlei kampioenschappen op Zandvoort. Ik dacht toen ik daaraan begon: ‘Ik word meteen kampioen, want ik ben hier goed in!’ Ik was heel goed in daarover dromen, ja. Toen het zover was, waren mijn eerste rondjes op het circuit hopeloos slecht: ‘Hoe heb ik altijd tegen mijn omgeving kunnen zeggen dat ik wel even zou gaan winnen? Ik heb dit nog nooit gedaan, heb me er inhoudelijk ook onvoldoende in verdiept hoe het moet.’ Een paar jaar later wonnen we die kampioenschappen, toen ging het ineens wel allemaal goed. Toen ontdekte ik van mezelf: ‘Kijk, Van Eerd, je praatte altijd over iets wat je dacht te weten, maar je wist het helemaal niet’. Autosport is mooi want direct meetbaar. Voor mij was de eye opener: Als je wilt winnen, moet je dat afdwingen. Winnen is namelijk helemaal geen toeval. Dwing je het af, dan zul je nog zien dat je bijna nooit wint. Maar als je het afdwingt, moet je zorgen dat alles klopt. Ook degene die op zondagmiddag het wiel moet vastdraaien. Dat leer ik jou in vijf minuten. Maar als hij het wiel niet goed vastdraait, kan ik jou wel vertellen wie het belangrijkste was op die zondagmiddag. Snap je? Zo kwam ik thuis in de zaak, megafanatiek: ‘Het zal en moet gebeuren, voor de rest interesseert me helemaal niks wat ik ervoor moet doen’. Ik wilde niet stoppen met racen in een klasse voordat ik het kampioenschap had binnengehaald. Dat is geen grootspraak; het is echt zo gegaan. Toen ik in het bedrijf kwam, had iedereen zoiets van ‘daar heb je ‘m dan’. Ik ben niet het meest meegaande type geweest in mijn jeugd. Mijn ouders hebben zich redelijk veel zorgen gemaakt over van alles en nog wat. Ik was niet het prototype kind dat thuis de zaak in kon. Dus ‘daar heb je ‘m dan’. Er was heel veel push back. Dat was echt de minst leuke tijd in mijn leven. Ik zei: ‘Jongens, misschien hebben jullie gelijk dat ’t niet kan; én een lage prijs, én een mooie winkel, én veel service. Maar weet je wat het verschil is? Heel mijn leven draait om winnen. Maar er zit hier niemand aan tafel die wíl winnen. Jullie draaien mijn wiel niet vast, staan te kijken wanneer ik tegen de vangrail rijd. Zulke mensen wil ik niet om me heen hebben. Als we ’t nou samen proberen dan komen we gegarandeerd ergens. Maar iedereen moet dan z’n best doen en er mag geen een schakeltje ontbreken want dan zijn we niks waard’. Dat moest ik dus als snotneus van 27 vertellen terwijl ik net een paar jaar in de winkel had gestaan. Die stap was voor mij net zo groot als een C1000 kopen, waarmee we naar een dubbel aantal winkels gingen en meer dan een miljard schuld hadden. Dus ja; oei, ik groei.”
Pas in 1998 kwam er de tweede winkel: ,,En in 2007 hadden we er honderd. Iedereen zei overigens: ‘die eerste, ja, dat is een toevalstreffer, die tweede, ja dichtbij Veghel, die derde, oké, misschien kan de formule het regionaal wel doen’. Niks ervan, ik wilde geen bedrijf dat regionaal misschien een beetje onderscheidend is. Wij bouwen een merk, ook plaatselijk. Ook in Limburg moeten ze weten; dit is het gevoel van Jumbo. Overal doen we precies wat de klant daar graag wil. En iedere keer gebeurde er iets moois en waren de omzetten veel hoger dan we dachten. We hadden te weinig ruimte in het distributiecentrum, systemen klapten eruit, we moesten vrachtwagens bijbestellen. Toen werd iedereen enthousiaster, toen we een winkeltje of dertig-veertig hadden en ik landelijk wilde. Ook toen zei iedereen dat dat niet ging lukken. Ik werd er gek van; waarom nou altijd vanuit dat negatieve vertrekken? Lastige periode geweest. In plaats van feliciteren, was het altijd ‘kansloos, landelijk wordt helemaal niks’. In Groningen kunnen ze mij ook verstaan, hebben ze ook twee ogen en een neus, zien ze er hetzelfde uit als Brabanders, hebben ze ook behoefte aan een goeie supermarkt. Wat is dat voor een kronkel dat we dat niet zouden kunnen? De familie Van Eerd zijn lieve, aardige mensen maar dat is voor mensen in Groningen helemaal niet relevant; ons mérk is belangrijk. Onze eerste winkel buiten het zuiden was in Uithuizen, toevallig. Dat ligt boven Groningen; je kunt niet verder anders zit je in de plomp. De chauffeur had een geweldige tijd, elke dag zeshonderd kilometer. En ik zei: ‘alle gebieden die ertussen liggen, gaan we wel invullen, stap voor stap’. Ook dat werd een succes. In 2007 openden we onze honderdste winkel en dat was voor mij echt een droom die werkelijkheid werd. Daarna gingen we als een kogel.”
Frits moest ook meegroeien: ,,Ik bleef bij het principe; als we willen winnen, moeten we alles goed doen. Als ik iets niet weet of niet goed doe; zeg het me en dan ga ik het veranderen, beloof ik. Alles waarvan we vandaag hebben afgesproken dat het niet werkt, gaan we morgen anders doen. Dat geldt voor iedereen binnen dit bedrijf. Dat kan af en toe wat trubbelig overkomen maar er is maar één goeie route. Doet een topsporter ook!”
In 2009 kwam er een telefoontje: ,,Of we Super de Boer wilden overnemen. Nooit gedacht dat we dat zouden kunnen. We zijn honderd procent familiebedrijf, zullen we altijd blijven zolang ik hier zit. Super de Boer was beursgenoteerd. Hebben we van de beurs gehaald. Geweldig  mooie stap geweest. Twee jaar daarna namen we C1000 over. Nu is Jumbo natuurlijk echt een nationaal merk geworden waarmee we ongeveer twintig procent van de handel doen. Eén op de vijf gezinnen eet van de Jumbo. Geweldig. We hebben nu tegen de zeshonderd winkels.”
Daar blijft het niet bij: ,,We blijven zoeken naar mensen die onze filosofie aankunnen en –durven. Veel mensen die voor je werken, vinden het fijn om een job te hebben en willen morgen ongeveer doen wat ze vandaag doen. Dat is hier niet zo. We hebben elke dag weer een ontdekkingstocht af te leggen. Wat we vandaag ontdekken moeten we morgen weer meenemen. Heel intensief. Ik heb in mijn directieteam door de jaren heen best wel wat collega’s aangenomen en ook weer zien gaan omdat het voor hen genoeg was. Niet iedereen wil z’n leven bij één werkgever blijven. Ik ben ook kritisch op mezelf. Eigenlijk is mijn positie continu vacant. Als iemand vindt dat ie het beter kan, moet hij zich direct melden, dan schuif ik op. Ik durf echt te zeggen dat ik weet wat er gebeurt binnen dit bedrijf en contact houd met alle lagen, van chauffeurs, magazijn- en winkelmedewerkers tot het hoofdkantoor. Ik denk echt niet: ‘Frits heeft het goed voor elkaar, dijk van een omzet, mooie resultaten; wie maakt mij nog wat?’ Totaal niet. Mijn directieteam, dat zijn mijn professionals die veel werk voor me moeten verzetten, mega-intelligente mensen die het elk jaar voor elkaar krijgen die bak werk te verzetten. Maar als mens vind ik het heerlijk om tussen de mensen te staan, op een feestje, met een biertje. Ik ben niet van de ingewikkelde borrels of recepties, ga ik nooit naartoe. Heb ik niks mee.”
Buitenspelen
Dan gaat Frits liever buitenspelen: ,,Hoe blijft de mens in evenwicht? Hoe doen we alles met plezier? Dan is het energiegevend. Het is allemaal niet zo moeilijk in het leven, we máken het met z’n allen vreselijk complex. Kook het nou eens even allemaal droog, dan zijn er twee soorten activiteiten: die energie kosten en die energie geven. Je moet vandaag stoppen met wat energie kost. En wat energie geeft, daar moet je zuinig op zijn en juist proberen nog meer te gaan doen. Dan blijf je in balans. Ik kan hier zeven dagen per week zitten want mijn werk is nooit af. Maar soms is het genoeg, dan ga ik naar huis, naar mijn gezin, muziek maken, autosport. Zolang het me maar energie geeft. In je bolletje blijft alles hartstikke helder. Ik barst van de energie als ik terugkom van het weekend want dan heb ik dingen gedaan die ik graag wil doen. Op vrijdagavond ben ik mentaal moe maar ik barst van de energie omdat ik het bedrijf toch weer een stukje verder heb kunnen duwen, toch weer verder van mijn concurrenten heb kunnen afduwen. Dat vind ik leuk, zo kan ik het afwisselen.”
En daarom is autosport zijn totaal uit de hand gelopen hobby: ,,Maar zéér professioneel. We hebben in juni Le Mans gereden. Dat is echt een wereldkampioenschap. Er mogen maar zestig auto’s starten terwijl vele malen meer zich inschrijven. Je moet echt geselecteerd worden om mee te mogen doen, aan een hele hoop voorwaarden voldoen. Ook ik. Mijn palmares in de jaren autosport zorgden ervoor dat ik mocht starten. Jan Lammers had ik al aan boord en heel dapper dat Rubens Barichello het met mij wilde doen. Internationaal heel goede zet geweest. Ik heb het er jaren over gehad en dan rijden we zo’n prachtige plek (veertiende overall, twaalfde in de op één na snelste LMP2-klasse – MJD) in een mega-competitief veld met allemaal wereldkampioenen om je heen. Da’s de kers op de taart in het leven. Zo zit ik als mens in elkaar; ik kan er extreem van genieten maar ook weer snel naast me neerleggen. Volgend jaar praat ik er niet meer over, dan ben ik allang weer bezig het volgende.”
Waarom Le Mans? ,,Dat geeft wel zoveel energie. Alle klassen die ik reed zijn de opmaat geweest naar deze bijzondere race. Dus inderdaad, weer een droom verwezenlijkt. Maar niet zomaar. Ik heb er een goed bedrijf voor nodig om het te kunnen betalen. Ik heb er mijn autosporttalent al die jaren voor moeten ontwikkelen. Ik heb thuis de balans moeten vinden met vrouw en kinderen zodat zij het ook nog een beetje leuk vinden. Het mag nooit ten koste gaan van mijn gezin. En dan pas kom je daar uit. En ook die droom moest ik afdwingen.”
Daardoor rijpt hij als mens: ,,Ik heb zakelijke successen, autosportsuccessen in mijn leven gehad. In de muziek ben ik van hobbymuzikant in het professionele circuit terecht gekomen. Dat kreeg ik ook niet voor niks. Ik zit iedere week op les, consequent. Hier weten ze; op woensdagavond ben ik er niet, da’s mijn breek in de week. Ook voor mezelf. Het is geen hobby, het is omwille van mijn leven. Je kunt uit de taart Frits, met de taartpunten gezin, Jumbo, autosport, muziek en nog wat kleintjes van andere uit de hand gelopen hobby’s, geen puntje weghalen want dan is de taart niet meer compleet.”
Hij wil nog een paar jaar Le Mans ‘doen’: ,,Als het kan. Mijn vrouw zegt – terecht: ‘Je kunt niet zeggen of we volgend jaar samen een week weggaan maar wel Le Mans rijden? Mooi. Zeggen ze op de zaak ook. Ik moet ook even om me heen kijken of het kan. Het is geen must, wel ontzettend mooi om te doen maar het mag niet ten koste gaan van andere dingen. Dat zou ik niet juist vinden.”
En misschien gooien de Emté-overnameplannen volgend jaar roet in het le Mans-eten? ,,We zijn geïnteresseerd, het bedrijf zou goed bij ons passen, gedeeltelijk. Ze hebben toch wel winkels in het marktgebied waar wij al met Jumbo zitten. Maar als ze niet willen verkopen, dan verkopen ze het niet. Dan houdt het op. Vervelend dat onze interesse voor Emté publiekelijk is geworden; niet het beste vertrekpunt om toch rond de tafel te zitten.”
De interesse kan ook opgevat als speldenprikje naar Zaandam: ,,Ik heb heel lang de drive gehad om te vertellen hoe groot we willen worden. Nu maakt het me niks meer uit. We zijn duidelijk al de tweede partij in Nederland. Ik hoef niet heel veel groter.. Veel belangrijker is dat we een goed bedrijf hebben, dat klopt en in balans is. Met een formule die goed onderhouden is, met winkels waarin geïnvesteerd is, zonder achterstallig onderhoud. En geen ontevreden klanten die toch hun boodschappen bij je komen doen omdat het toevallig de dichtstbijzijnde winkel is. Vind ik vreselijk. Het moet hún winkel zijn. Daarom willen we die groei niet centraal stellen; de winkel aan het Belgiëplein in Eindhoven, die moet centraal staan. De klant die daar zijn boodschappen doet, interesseert het geen sikkepit dat wij nog zeshonderd winkels in Nederland hebben.” Daarom ook geen dure avonturen in het buitenland, zoals de concullega? ,,Nee, voorlopig niet, dat is niet onze primaire focus.
Vijftig
Dus reed Frits als enige Van Eerd tussen overnames door ook nog een paar keer Dakar: ,,Zeiden commissarissen of de bank of mensen om me heen of dat nou wel zo’n goed idee was, gezien de risico’s. Is geen principekwestie maar als ze dat van me zouden afpakken, heb je op maandag niet dezelfde Frits hier aan tafel zitten. Je krijgt er een sterkere persoonlijkheid voor terug. Door de jaren heen hebben al die onderdelen mij allemaal versterkt. Muziek maken, ook. Het is niets anders dan communiceren. Ik moet veel met mensen praten, hen overtuigen, inspireren. Als muzikant doe je dat ook. Muziek communiceert tien keer sterker dan een speech. Als je op een podium staat, leer je waar mensen gevoelig voor zijn; dit werkt wel, dit niet. Je moet bij mensen de juiste snaar weten te raken, en een muzikant weet dat verdomde goed.”
Dan is het ook geen toeval dat Frits Le Mans reed in het jaar dat vijftig wordt? Het gezicht dat hij trekt, spreekt boekdelen: ,,Pfft. Verschrikkelijk. Dat is wat me tegenstaat; de tijd begint me dadelijk in te halen – dat zou ik erg vinden – en ik heb nog zoveel plannen, voel me vele malen jonger. Maar in ieder geval neemt de rijpheid wel toe. Je wordt wat rustiger, kunt beter balanceren. Je kunt dingen laten waar je je vroeger vreselijk druk om zou maken, om wat mensen van je zouden vinden; allemaal energieverlies. Nu denk je; ja, daaag. Je hebt iets meer meegemaakt, weet alles beter een plek te geven. Ook wel weer mooi. Dus puur toeval.”
Terwijl hij relaxed en professioneel zijn ding doet in de fotoshoot, hebben we nog een laatste, prangende vraag; waar komt de naam Jumbo eigenlijk vandaan? ,,Mijn vader nam ooit een supermarkt in Tilburg over die zo heette. De naam was gewoon top.” Ah, vandaar ook de olifantjes op zijn das: ,,Ik draag altijd alleen eigen label. Eigenlijk is een stropdas ouderwets, maar ik draag ‘m als wapen. Werk je bij Jumbo, dan laat je ermee zien dat je strijdvaardig bent, om de concurrenten te verslaan. De Appies van Nederland zijn gewaarschuwd!